Chez Maison Tropicale
Het Maison Tropicale van Jean Prouvé heeft in de afgelopen zestig jaar een opmerkelijke route afgelegd. Het huis werd ontworpen en gefabriceerd in Frankrijk, vervolgens geassembleerd in Frans Congo, jaren later teruggebracht en gerestaureerd in Parijs, overgebracht en opgebouwd om geveild te worden in New York en nu opnieuw opgebouwd aan de andere kant van de oceaan voor Tate Modern in Londen.
Jean Prouvé (1901-1984) was een veelzijdig man. Als ambachtsman, uitvinder, industrieel ontwerper en architect ontwierp hij meubels, bouwcomponenten, complete gevelpanelen, geprefabriceerde huizen en ook gewone bouwwerken. In Nederland is Prouvé vooral bekend van de helderwitte aluminium gevelpanelen die hij voor het Dijkzigt-ziekenhuis in Rotterdam heeft ontworpen. Veel van zijn ontwerpen maakte hij zelf in een van zijn eigen werkplaatsen. Prouvé vond dat je moest weten hoe je de dingen die je tekende maakte, anders mocht je jezelf geen ontwerper noemen. Hoe iets eruit zag, werd gedicteerd door de logica van de materialen en de constructieve krachten die ze verbonden. De constructie was voor hem een taal. Design was niet iets oppervlakkig, maar de grammatica en de interpunctie van de industrie.
Licht
In 1949 kreeg Prouvé de opdracht van de Franse overheid om een huis te ontwerpen dat gemakkelijk in serie te prefabriceren was en waardoor iets gedaan kon worden aan het tekort aan huisvesting voor de koloniale medewerkers in West-Afrika.
Het huis moest in eerste instantie geschikt zijn voor het tropische Afrikaanse klimaat.
Bovendien moest het worden geconstrueerd met lichte materialen en geproduceerd worden in Frankrijk.
Daarom was het van belang dat het gemakkelijk en compact te transporteren en eenvoudig te monteren zou zijn.
Prouvés antwoord op deze opgave was een lichte aluminium doos op een raster van één bij één meter, geplaatst op stelten.
Hij bouwde drie prototypen van de Maison Tropicale, in verschillende afmetingen.
De totale omvang van de doos die nu bij het Londense Tate Modern staat, is 18 meter lang, 10 meter breed en bijna 5 meter hoog.
De maison is omgeven door een open galerij met een zonwering die moet voorkomen dat het zonlicht rechtstreeks op de gevelpanelen valt. De draagconstructie, een portaalconstructie van gebogen staal, bestaat uit één geheel.
Dit was helemaal in lijn met het voorschrift van Prouvé om zo min mogelijk onderdelen te gebruiken.
De panelen zijn van gevouwen aluminium en hebben ronde gaten met blauw glas.
Voor blauw was gekozen om koel licht naar binnen te laten vallen.
De vele, eveneens ronde, ventilatieopeningen moesten voor verkoeling zorgen in het snikhete Afrika.
Dwars over de nok van het dak ligt de ventilatiekoker om de warme lucht af te kunnen voeren.
Constructief zit de maison vernuftig in elkaar.
De onderdelen hoeven nauwelijks gemonteerd te worden, alles schuift letterlijk in elkaar.
De panelen staan in rails, waardoor alle wanden opengeschoven kunnen worden.
Alleen de doos werd als een bouwpakket naar Congo gevlogen.
Omdat alles zo plat mogelijk was gemaakt, kon het eenvoudig in een vrachtvliegtuig worden vervoerd.
In Brazzaville werd het gebouw ter plekke op poten geplaatst, gemaakt van lokaal beschikbare materialen.
Door de maison hoog boven de grond te plaatsen, konden problemen met de vochthuishouding voorkomen worden en bovendien kon ongedierte zo worden buitengehouden.
Kogelgaten
De hoofddraagconstructie van de luifel ligt parallel aan de voorgevel van de schouwburg.
Een mooi concept, alleen het werkte niet.
De bouw- en transportkosten vielen veel hoger uit dan verwacht en bovendien werd het binnen toch warmer van verwacht.
De medewerkers woonden en werkten, totdat ze in 1960 de koloniën definitief verlieten, liever in de bestaande koloniale huizen, die met lokale materialen werden gebouwd.
Tot een serieproductie is het dus nooit meer gekomen.
De drie maisons raakten in verval.
Dit leek het einde van de Maisons Tropicales, mede omdat na de dood van Prouvé in 1984 de belangstelling voor zijn werk afnam door het dan opkomende post-modernisme.
Leek, want een tiental jaren later werden de goedkoop gefabriceerde meubelen als collectors items te koop aangeboden aan de beau monde in de galeriën van Parijs.
Eind jaren negentig was Jean Prouvé weer helemaal in.
Eigenaar van het Parijse Galerie 54 en Prouvé-kenner Eric Touchaleaume spoorde als een ware Indiana Jones de drie, inmiddels zwaar gehavende Maisons Tropicales in West Afrika op en bracht ze terug naar Frankrijk.
Ook een grote hoeveelheid meubels en interieurs van Jean Prouvé vormden de inzet van zijn expeditie.
Bar
De grootste maison van de drie prototypen, met een oppervlakte van 240 m², werd gevonden in Niamey, de hoofdstad van Niger en blijft in het bezit van Touchaleaume, die het na de restauratie als tentoonstellingsruimte in Zuid-Frankrijk zal opstellen. De twee andere stonden gezamenlijk in Brazzavile, Congo.
De kleinste van deze twee, met een oppervlakte van 140 m², werd verkocht aan een Amerikaanse verzamelaar en heeft inmiddels al een hele tournee door de Verenigde Staten gemaakt.
De man heeft het vervolgens aan het Centre Pompidou in Parijs geschonken, waar het nu op het dak tentoongesteld staat.
De laatste is in juni 2007 geveild in New York voor bijna vijf miljoen dollar.
De nieuwe eigenaar is André Balazs, projectontwikkelaar en hotelmagnaat.
Hij heeft de Maison Tropicale tijdelijk aan Tate Modern Londen in bruikleen gegeven, als aanvulling op de Prouvé-tentoonstelling in het Design Museum in dezelfde stad.
Na deze tentoonstelling krijgt de Maison Tropicale zijn (voorlopig) definitieve bestemming, weer terug in de tropen.
Want het gerucht gaat dat eigenaar Balazs van plan is de maison terug te brengen naar een exotische omgeving: een bar bij een van zijn hotels op de Bahama’s.
Maison Tropicale, tijdelijke tentoonstelling bij Tate Modern, Londen, januari-april 2008
GevelBouw, nr. 1, jaargang 5 | april 2008