Stuttgart, Porsche-museum

Porsche-museum – Stuttgart

Elke automerk een museum


Sinds 2000 beschikt Wolfsburg in Duitsland over een Autostadt, een park met paviljoens waar autoverzamelingen van onder andere Volkswagen en Audi tentoongesteld worden. BMW heeft in München het BMW Museum en BMW Welt, het onlangs geopende presentatie- en conferentiecentrum dat ontworpen is door Coop Himmelb(l)au. In Stuttgart staat in een groene omgeving langs de snelweg nabij het voetbalstadion het Mercedes-Benz Museum van onze eigen UNStudio. En nu heeft ook Porsche een eigen museum in Stuttgart.


De afstand tussen het Porsche Museum en het Mercedes Museum is slechts acht kilometer, maar de omgeving is er totaal anders. Mercedes ligt in het groen, terwijl Porsche van oudsher zijn plek heeft in Zuffenhausen, een industrieel stadsdeel van Stuttgart vol met kantoren en fabrieken. Het museum ligt aan een drukke rotonde, naast een ander gebouw van Porsche, het Porsche Zentrum van het Nederlandse bureau Cepezed.
Het bedrijvige gebied wordt doorsneden door spoorlijnen en autowegen, niet bepaald een plaats waar je een museum zou verwachten. Voor het Oostenrijkse architectenechtpaar Roman Delugan en Elke Meissl was dit geen probleem, maar juist een herausvorderung, een uitdaging. Zij noemen de locatie eerder een inspiratiebron dan een belemmerende factor. Het is precies die tegenstelling die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontwerp van het gebouw.




Zwevend blok

Het museum bestaat uit twee volumes: een halfverzonken entreegebied met daarboven een schijnbaar zwevend wit blok waarin de eigenlijke tentoonstellingsruimte van ruim 5000 m2 is ondergebracht. Het in hoogte verspringende entreegebied is slechts een opwarmertje. Hier bevinden zich de receptie en de museumwinkel, het restaurant en een autowerkplaats waar bezoekers de renovatie van klassieke modellen van dichtbij kunnen bekijken. Allemaal een inleiding tot het eigenlijke hoogtepunt: de ‘Porsche’. De licht omhooglopende route leidt naar roltrappen, die je het eigenlijke walhalla voor de Porsche-liefhebber binnenvoeren, en waar je 80 klassieke modellen en andere museumstukken kunt bewonderen. ‘We wilden (met dit gebouw) een emotie teweegbrengen,’ vertelt Elke Delugan-Meissl. ‘Door verschillende hoogten en hoeken te creëren en door een geringe plafondhoogte krijg je het gevoel naar binnen gezogen te worden. Dat is een ervaring die voor ieder mens individueel is. Dat is meer dan een ervaring, dat is een emotie, zou je bijna zeggen.’
Opvallend is dat het grote driehoekige hoofdvolume van het museum zo’n 16 meter boven het maaiveld is opgetild. Volgens de architecten lijkt het daardoor te zijn losgekoppeld van het entreegebied dat in de grond lijkt weg te zinken. Het grote, witte volume wordt gedragen door maar drie steunpunten. Net zo opvallend zijn de overeenkomsten met het wetenschapscentrum Phaeno dat in Wolfsburg is neergezet door Zaha Hadid, de Britse architecte van Iraakse afkomst. Ook dit gebouw is opgetild, alleen hebben de voor Hadid kenmerkende rondingen wat scherpe kantjes gekregen.


Brugconstructie

Het monolithische volume kraagt op sommige plekken vervaarlijk uit. Om dit mogelijk te maken bestaat dit volume uit een staalconstructie die meer weg heeft van de constructie van een brug dan van een gebouw. Voor staal is gekozen om gewicht te besparen, toch weegt het gevaarte van zo’n 160 meter lang en 70 meter breed nog altijd 35.000 ton. Dit gewicht rust op drie in een Y-vorm uitwaaierende pylonen van gewapend beton. Door een van de kolommen van de Y-vormen zijn 8 duimdikke staaldraden van 22 meter getrokken en verbonden met “bruggenhoofden” die de stalen brugconstructie tot stand brengen. De andere kolom biedt ruimte aan trappenhuis, liftinstallatie en afvoerkanalen. De drie kernen met hun tot 3,75 meter dikke grondplaten rusten op een fundering van maximaal 25 meter lange geboorde heipalen met een doorsnede van 1,2 meter. Hiervoor werd 2100 m3 beton gebruikt.
Ook voor het basisvolume en voor de plafonds van het zwevende blok is beton toegepast, in het werk gestort. Op de ruimtelijke constructie van het zwevende gedeelte is een laag minerale pleister aangebracht, waardoor het voldoet aan brandwerendheidsclassificatie F90. Dit houdt in dat er een brandwerendheid van minimaal 90 minuten gegarandeerd kan worden. Ook de glazen scheidingswanden in de expositieruimte voldoen aan deze eis.


Aluminium en roestvrij staal

Qua kleurstelling is het hele museum vooral erg wit te noemen. De gevels van het hoofdvolume bestaan uit 19.700 witte, ruitvormige aluminium gevelelementen. Ook het entreegebied is helemaal wit, tot de bestrating voor het gebouw aan toe. Deze monochrome afwerking zet zich door tot in het interieur van de expositieruimte, die is afgewerkt met witte panelen die naadloos aan elkaar verbonden zijn.
De onderzijde van het volume is afgewerkt met gepolijst roestvrij staal. Het is een groot spiegelend vlak boven het entreegebied, waardoor de ruimte tussen de basis en de expositieruimte en stuk groter lijkt dan het al is. De voorzijde van het zwevende bouwvolume wordt gedomineerd door een grote, hellende glazen gevel van 500 m2 die uitkijkt over de rotonde.


Showroom

Het belangrijkste uitgangspunt voor de ontwerpers was het merk Porsche te vertalen naar de taal van de architectuur. Voor Roman Delugan staat Porsche voor innovatie en hartstocht, voor innovatie gepaard aan traditie: ‘Al deze componenten hebben we meegenomen en in de architectuur geïntegreerd.’ Het resultaat is een dynamisch, opzichtig en tot op zekere hoogte ook een elegant gebouw. Spectaculair, maar ook een beetje patserig. En dat beeld past ook wel een beetje bij Porsche.


Opdracht: Dr. Ing. H. c. F. Porsche AG, Stuttgart
Ontwerp: Delugan Meissl Associated Architects, Wenen
Constructie: : Leonhardt, Andrä und Partner Beratende Ingenieure VBI GmbH, Stuttgart
Ingenieur Contor Weckmann GmbH, Bochum / Sprockhövel (Staalconstructie)
Uitvoering: Bauunternehmung Max Bögl GmbH & Co. KG, Sengenthal (Ruwbouw)
Stahlbau Queck, Düren (Staalbouw)
Godel-Beton GmbH, Stuttgart (Betonwerk)
ThyssenKrupp, Düsseldorf (Liften)


GevelBouw, nr. 1, jaargang 6 | april 2009

terug >>